dinsdag 13 januari 2015

Ad agio (notenbeeld 2)

Het eerste wat je tegenkomt als je een stuk gaat spelen is meestal een tempo-aanduiding.
Soms een titel en een componistennaam, maar bijna altijd een suggestie van hoe snel je verwacht wordt te spelen.
Dat is meestal relatief.
Wat is snel, wat is langzaam?
Tot op het moment dat de componist een metronoomcijfer toevoegt.
Dat is een objectief gegeven.
En een aanleiding voor een discussie hoe flexibel je daarmee om kunt gaan.
Die discussie is te groot om hier te voeren.
Wat losse gedachten.

Deze week staat de Vierde symfonie van Beethoven bij ons op de lessenaar.
Een van de minder gespeelde, volgens sommige: minder revolutionaire, symfonieën.

En inderdaad, na gegevens over componist, titel, opusnummer en toonsoort volgt de instructie voor het tempo: Adagio. Al na vier regels staat er overigens Allegro vivace. Dat blijkt het hoofdtempo te zijn voor het eerste deel. Voorafgaand is een langzame inleiding. Dat is bij Beethoven niet ongebruikelijk, en vrij traditioneel.

Het echte langzame deel van de symfonie komt na het eerste deel.
Ook dat is traditioneel.
Maar een echt langzaam deel is bij een symfonie van Beethoven niets eens zo gebruikelijk.
De Eerste heeft een Andante cantabile con moto als tweede deel, bij de Tweede staat daar een Larghetto. De Derde vervult wel zijn plicht met een Adagio assai.
Met Andantes in 5 en 6, en zelfs Allegretto's in 7 en 8, is het wachten op het Adagio molto e cantabile in de Negende.

Maar wat betekent het eigenlijk, Adagio?
Ik dacht dat dat een gewone Italiaanse term was, maar bij de meeste vertaalsites op internet komt het niet voor. Mijn Spectrum-woordenboek geeft nog wel 'langzaam, kalm aan'.
Elders verwijst men naar 'ad agio', wat 'gemakkelijk' zou moeten betekenen.
Met andere woorden: in een comfortabel tempo.

Dan maar The New Grove. Dictionary of Music & Musicians. De ideale muziekencyclopedie.
Ook zij verwijzen naar de term 'at ease'.
Bij Monteverdi adaggio, bij Frescobaldi adasio.
In de 18e eeuw werd nog wel gediscussieerd over de vraag welk van de aanduidingen het meest langzame tempo gold: adagio, largo of grave. In de 19e eeuw had ons adagio de strijd gewonnen, eventueel overtroffen door adagissimo of adagiosissimo.(Bach bijvoorbeeld).

Terug naar onze Beethoven.
Een langzaam deel met een snel ritme in de begeleiding.
Of is het geen begeleiding?
Meer een paukenmotief dat door de tweede violen wordt ingezet.
De maat is in drieën, 3/4, maar Beethoven geeft zijn metronoomcijfer voor de achtste noot, dus in zessen gerekend: 84. Dat zou 42 voor de kwart zijn. Bijna het laagste getal op de traditionele metronoom.
Maar het is zeker niet het langzaamste. Type 5 in de indeling van Rudolf Kolisch (Tempo und Character in Beethovens Musik). Het 3/4-Adagio is het meest voorkomende type bij Beethoven, vergelijkbaar met bijvoorbeeld het tweede deel uit de Frühling-sonate en de Cavatina uit zijn late strijkkwartet opus 130, ook in Bes groot.

Juist die combinatie van snel ritme en lange melodielijnen maken het er voor een dirigent niet eenvoudiger op.
Ik was destijds diep onder de indruk van Carlos Kleiber, die het stuk bij het Concertgebouworkest dirigeerde. Het leek alsof hij beide elementen in een gecombineerde beweging met één hand dirigeerde. Maar eigenlijk kon ik dat niet goed zien, vanuit de zaal in de Haagse PWA-zaal.
Bij de video-beelden die ze die week in het Concertgebouw maakten zie je beter wat hij doet.
Anders dan ik dacht, maar het blijft een magiër:

Geen opmerkingen:

Een reactie posten