donderdag 17 maart 2016

Late Dvořák

Dvorak componeerde ze na zijn terugkeer uit Amerika.
Een viertal orkestwerken.
Eerst drie tegelijk, dan nog één een half jaar later.
Tsjechische volksverhalen, sprookjes, in muziek vertaald.
Dat zal hij gemist hebben daar aan de overkant van de grote plas.
Ze hadden hem daarheen gehaald om de Europese muziekcultuur door te geven.
Een paar jaar heeft hij lesgegeven aan het conservatorium van New York. Leerlingen van hem werden de leraren van Ives, Copland, Gershwin en Ellington. Hij heeft er zijn sporen wel achtergelaten.
En hij heeft daar zijn grootste hits gecomponeerd: de Negende symfonie (1893), From the New World, het Amerikaans kwartet (1893) en, niet te vergeten, het Celloconcert (1895).
Een succesvol componist.
Negro-spirituals intrigeerden hem, maar hij besefte des te meer dat hij in hart en nieren een Bohemer was. De heimwee was sterk en in 1895 tijdens hun zomervakantie in Tsjechië besloten ze niet meer de oceaan over te steken.
Hij is dan 54 jaar.
Een nieuwe fase breekt aan.
Hij slaat een uitnodiging van Brahms af om naar Wenen te verhuizen.
Praag is de stad waar hij zijn lespraktijk aan het conservatorium weer oppakt.
Daar voelt hij zich thuis.
Een paar mooie strijkkwartetten vloeien uit zijn pen.
Misschien net zo mooi als het Amerikaans kwartet, maar je hoort ze zelden.
Een symfonie componeren zit er niet meer in.
Wel die serie symfonische gedichten.
Ballades, sprookjes eigenlijk, uit een beroemde Tsjechische verzameling: Kytice van K.J.Erben.
Iedereen kent de verhalen en hoort ze in de muziek terug.
Misschien heeft hij daarom wel gewacht tot hij weer thuis was.
Werk van een rijpe componist, fantasierijk en effectief georkestreerd.
Late Dvorak.
Muziek van een componist die zich meer dan bewezen heeft.
Maar waarom dan zo onbekend?
Ik herinner me niet dat het orkest De houtduif, het vierde van de symfonische gedichten, ooit heeft gespeeld. Terwijl die laatste drie symfonieën, ook heerlijke muziek, talloze malen zijn langsgekomen.
Het programma van deze week, met Belohlavek, is een uitgelezen kans om die achterstand in te halen. En wat mij betreft mogen die andere drie, of vier je Heldenlied meerekent, snel volgen.
Otakar Sourek schrijft in zijn standaardwerk over Dvorak in lovende termen over De houtduif: 'his musical imagination, which was inspired in all its aspects to manifestations of unusual beauty, power and originality' en 'achieving with this work not only the culmination of his creative efforts in this category of music but creating one of the most perfect and powerful works of its kind in musical literature.'
Ik kan het alleen maar beamen.
Of misschien beter nog dirigent Nikolaus Harnoncourt, deze maand overleden, en een groot pleitbezorger van deze muziek, citeren.
Harnoncourt, heeft niet alleen ergens nog Tsjechische voorouders, hij is van huis uit ook cellist: 'Als Cellist bin ich sowieso ein Dvorakianer, denn das Dvorak-Konzert ist das Celloconcert schlechthin.'
Misschien maakt mij dat ook wat bevooroordeeld, en Jiri Belohlavek de juiste dirigent.
Harnoncourt maakte overigens prachtige opnames van de symfonische gedichten in Amsterdam.
Hij stoort zich aan de reputatie van deze werken als oppervlakkige muzikantenmuziek. Je kunt het een componist toch niet kwalijk nemen dat hij vanuit een overmaat aan ideeën creëert. 'Ich finde, Dvoraks Musik ist von einer ungeheuren Tiefe; es gibt Schönheit, Melancholie, Sehnsucht und jene slawische Abschiedsstimmung und Traurigkeit, die dem tschechischen Ton so eigen sind.'
Hij herinnert zich zijn tijd als cellist in de Wiener Symphoniker, waar veel Tsjechische collega's tranen in hun ogen hadden als Dvorak gespeeld werd.'Es geht mir unter die Haut'. (uit de bundel Töne sind höhere Worte.)

Maar dan die Houtduif.
Een jonge vrouw vergiftigt haar man en trouwt spoedig daarna met een ander. Maar het geluid van de duif, die vanuit de boom op het graf van haar man haar geweten aanspreekt, drijft haar tot wanhoop en zelfmoord.
Het stuk begint met de dodenmars waarmee de man ten grave wordt gedragen.
Andante funebre, het ritme in de lage strijkers, de klaagzang in violen en fluiten (00:22).
Wat zou Gustav Mahler, de componist van vele symfonische dodenmarsen en dirigent van de Weense premiere hiervan gevonden hebben?
Dan komt (3:18) een thema in hobo en trompet dat door de ziel snijdt. Het schuld-motief, waar, met het commentaar in violen, alle leugenachtigheid en hypocrisie van de huilende weduwe in verwerkt zit. Het doet me zelfs een beetje denken aan muziek voor een film over de Italiaanse maffia.
Dan rijdt er een mooie jongeling voorbij, met een veer in zijn hoed, (5:10) gespeeld door trompetten achter het podium. Nog zo'n Mahler-element.
De weduwe wordt verliefd (6:28) en is binnen een maand alweer getrouwd, met vrolijke bruiloftsmuziek (7:31), inclusief een doedelzakspeler (7:50). Het verliefde stel, (9:30) en natuurlijk, onvermijdelijk het noodlot, de duif (12:41). De basklarinet komt meteen met het schuld-motief.
De pasgetrouwde weduwe is reddeloos verloren.
Niet helemaal bij Dvorak, overigens, die toch nog in majeur afsluit.
Een meesterwerk!


Geen opmerkingen:

Een reactie posten